Veel energie steken in familiebanden van kinderen in gezinshuis
Meebewegen met wat in het belang is van de kinderen
David (16) en zijn zusje (14) wonen al respectievelijk tien en negen jaar bij Paula en haar partner Jan in Valkenswaard. Ze kwamen in pleegzorg, maar in augustus 2021 is het gezin van Paula en Jan gezinshuis geworden. Voor David en zijn zus voelt het als hun thuis. Toch ligt hun echte thuis elders. Paula steekt er veel energie in om de contacten met de familie van de kinderen in stand te houden. Paula: “Natuurlijk, want dat is in het belang van de kinderen. Het is niet leuk als ze spanningen voelen tussen hun ouders en gezinshuisouders. Dan worden ze heen en weer geslingerd in hun loyaliteit en voelen ze zich geremd, durven ze dingen niet meer te vertellen. Dat is niet fijn voor hen.”
Paula: “Bij de plaatsing zijn er afspraken gemaakt met de voogd over de contacten. Vanaf het begin ontvingen we de moeder van David en zijn zus elke maand. Sinds zij is overleden komt vader maandelijks op bezoek om bij te praten over hoe het gaat. Alle grootouders komen tweemaal per jaar langs. Daar proberen we altijd een feestje van te maken, met taart en zo. Ook plannen we jaarlijks een dag waar ook de tante van David en zijn zus bij aanwezig is. Daarnaast zijn er telefonische contacten en is er app-verkeer rond feestdagen en verjaardagen. Dan worden er cadeautjes en kaarten gestuurd. Vakantiemomenten en andere leuke dingen delen we ook vaak met de familie. En als de kinderen aangeven dat ze een keer extra willen bellen, kan dat natuurlijk. Maar we laten de contacten tot nu vrij gestructureerd verlopen om de kinderen niet te overladen. Heel veel bezoek en geanimeerde gesprekken met veel indrukken en emoties kunnen ook tot onrust of spanningen leiden. Dus we houden nog wat grip, maar naarmate ze ouder worden en hun grenzen goed kunnen aangeven, zullen de contacten wel spontaner plaatsvinden. We bewegen mee met wat de kinderen willen en wat in hun belang is.” Ambulant hulpverlener van het gezinshuis Marlon bevestigt dat: “Paula kijkt heel goed of de contacten helpend zijn voor de kinderen. Daar gaat het om.”
Een reisje langs ‘vroeger’
Het dagje dat hun oma organiseerde is daar een mooi voorbeeld van. Paula: “Rond zijn 15e kwamen er bij David vragen op over zijn verleden. Hij wilde weten waar hij vandaan kwam. Zij oma heeft toen een reisje samengesteld langs plekken waar de kinderen hadden gewoond en op school waren gegaan. Oma: “Ik heb geprobeerd daar een leuk uitje van te maken, met koffie en een lunch. Het was in die zin fijn, maar natuurlijk was het ook een confrontatie met minder leuke dingen.” David: “Toch ben ik blij dat we het hebben gedaan. Ik wist me niet alles meer te herinneren. Maar het is goed zo. Ik heb een beeld, daar kan ik mee verder.” Marlon: “Voor kinderen is het belangrijk te weten waar ze vandaan komen. Dat helpt hen te ontdekken wie ze zijn. In familieleden herkennen ze bijvoorbeeld trekken van zichzelf. Van daaruit kunnen ze zich verder ontwikkelen.”
Rol als regisseur van de contacten
Marlon komt als ambulant hulpverlener eens per twee weken bij Paula en Jan. “Mijn rol is die van regisseur. Ik richt me op de contacten binnen het gezinshuis en tussen het gezinshuis en het netwerk van de kinderen en de indicerende instanties. Samen met Paula heb ik bijvoorbeeld regelmatig contact met de voogd. Zoals bij het bespreken van schoolkeuzes. Bij David lukte het op een gegeven moment niet meer op school. We zijn toen gaan kijken naar dagbestedingsmogelijkheden en Paula had samen met David al snel iets gevonden. Dat hebben we toen aan de voogd voorgelegd en die was daarmee akkoord.” Paula: “De voogd komt elke drie maanden hier om te kijken hoe het gaat. Hij kijkt naar het totaal, niet naar dagelijkse dingen.”
Moeilijk, maar begrijpelijk
Met hun oma hebben de kinderen een goed contact. David: “Ze is heel aardig en het is fijn dat ik weet dat ik haar vragen over vroeger kan stellen als ik iets wil weten.” Oma zelf heeft wel erg moeten wennen aan het feit dat ze haar kleinkinderen maar weinig kon zien. “Maar terugkijkend snap ik het. Bij een plaatsing moet er even afstand zijn om de kinderen goed te laten aarden in het nieuwe gezin. Ik begrijp ook de beperkte frequentie van het bezoek. Kinderen kunnen druk reageren als ze weer contact hebben gehad met hun familie en misschien overladen zijn met cadeautjes. De gezinshuisouders krijgen dat drukke gedrag allemaal op hun bordje. En voor hen is het natuurlijk ook wel erg veel als ze naast hun eigen familie ook nog eens heel frequent contact moeten hebben met alle familieleden van alle geplaatste kinderen. Daarom koester ik de gedachte dat de kleinkinderen in elk geval nog in ons leven zijn. Het zijn echt lieve kinderen.”
Wat oma ook erg waardeert is dat Paula niet wil dat David en zijn zusje haar mama noemen. Paula: “Nee, dat vind ik niet passend. David en zijn zusje hebben maar één echte mama.” Oma: “Het voelt heel erg fijn dat ‘mama’ voorbehouden blijft voor mijn overleden dochter.” David: “Ik blijf ook Paula zeggen, maar ze voelt wel een beetje als moeder. En Valkenswaard voelt als mijn thuis.” “Mooi, hè”, zegt oma. “Een thuis hebben betekent dat ze hier altijd mogen komen. Dat is goud waard. Ik heb het nog altijd moeilijk met de gedachte dat David en zijn zusje in een gezinshuis wonen, maar als het dan zo moest zijn, dan hadden ze geen betere plek kunnen treffen dan bij Paula en Jan. Het is een mooie, rustgevende gedachte dat hun moeder dat vlak voor haar overlijden zelf ook heeft gezegd. En vooral ook dat ze bij elkaar konden wonen, dat is echt iets om te koesteren.”